Er loopt een purperen draad door deze ruimte.
Van jou naar jou, van mij naar haar, weer verder naar een ander.
Het is een lijnenspel van levenslot en ontoevallig treffen,
Verfijnd als kant en duurzaam als Leids laken.
Een spinner spon ons samen.
Het was zijn groot genoegen.

Er loopt een levenslijn door mijn bestaan en door het jouwe.
Een koestering, omfloerst een woord, een ongezegd gebaar.
Het versterkte onze ongekende kansen.
Ik kreeg dit voorbeeld en ik ken er veel.
Een ziener zag ons; in de nog te krijgen kracht,
Verbond talent met gulle hand en zekerheid.

Er loopt een man door ons verhaal.
Hij gaf zijn roeping meermaals nieuwe kleden.
Hij zag de tekenen des tijds voordat ze tekenden.
Hij zag een steen voordat hij werd gelegd; een pad vooruit.
Een bouwer, bouwde aan gemeenschapsvormen.
Onthulde nooit geheel zijn eigen zijn.

Er loopt een streep door deze tijd,
Waar gister gister was en niet meer morgen.
De grote wever is niet meer.
Ons rest zijn wijde web,
Zijn voorbeeld,  lust én last,
Dat wij op onze beurt de draden weer verbinden.

Er loopt met jou en jou een lopend vuur weer verder.
Hij voedde het met hedendaags geloof in wat wat waard is, en wat waardig.
Gaf ons een liturgie van samenkomen samengaan.
Hij liet ons daarmee voelen aan iets hemels.
Het hoger samenzijn dat hem nu mocht ontvangen,
Weet: Deez mens bracht allen tezamen.

Voor Frans, januari 2018